Kort geding ten behoeve van omgangsregeling

Partijen die uit elkaar zijn gegaan (al dan niet na echtscheiding) doen er goed aan om duidelijke en goed werkbare afspraken te maken over de zorg- of de omgangsregeling. Na een echtscheiding is de zorgregeling opgenomen in het ouderschapsplan. Ouders die niet gehuwd zijn geweest kunnen onderling ook voor een ouderschapsregeling kiezen (maar dat is dan niet verplicht).

Wanneer de afspraken over de omgang afdoende concreet zijn gemaakt, dan weten ouders over en weer precies waar zij aan toe zijn en waar zij op kunnen rekenen, zodat de één ook snel aan de bel kan trekken als de regeling door de ander niet consequent wordt nagekomen. Vaak is dat dan ook al voldoende.

Maar als de ene ouder echt niet meer meewerkt aan de regeling, waardoor de andere ouder zijn of haar kinderen niet meer ziet, dan zal er in sommige gevallen wat meer moeten gebeuren dan alleen wijzen op de gemaakte afspraken en de verplichtingen die daaruit volgen.

De ouder die zijn kind niet kan zien omdat de andere ouder (in strijd met de gemaakte afspraken) de kinderen van hem of haar weghoudt heeft een spoedeisend belang om een kort geding of voorlopige voorziening te starten. In een dergelijk kort geding kan dan gevorderd worden dat de gemaakte afspraken moet worden nakomen. Hieraan kan dan een dwangsom worden verbonden, zodat de niet meewerkende ouder voor iedere keer dat zulks het geval is een boete verbeurt. Aan een dergelijke dwangsom zijn wel restricties en een maximum verbonden, maar niet zelden zal alleen al de aanzegging van het kort geding voldoende zijn om de omgang weer vlot te trekken.

Heeft u een vraag over dit artikel of zit u zelf met een soortgelijk probleem, neemt u dan vooral telefonisch contact op met Advocatenkantoor Schmidt