Als er het vermoeden bestaat dat een kind geestelijk of lichamelijk ernstig lijdt onder de gezinssituatie kan de rechter een ondertoezichtstelling (OTS) opleggen. Deze kinderbeschermingsmaatregel wordt pas opgelegd als het gezin niet voldoende meewerkt aan een structurele verbetering van de situatie. Het verzoek tot OTS wordt ingediend door de Raad van de Kinderbescherming, het Openbaar Ministerie of Jeugdbescherming. Als de Raad van de Kinderbescherming besluit geen verzoek in te dienen, kunnen ouders of verzorgers – als zij dat wensen – zelf een verzoek indienen bij de rechter.
Bij een OTS blijft het kind gewoon thuis wonen. De OTS wordt uitgevoerd door een gezinsvoogd van een gecertificeerde instelling (Jeugdbescherming). Ouders delen het gezag met de gezinsvoogd. Een OTS wordt opgelegd voor één jaar en kan op verzoek van de gezinsvoogd steeds met één jaar worden verlengd. De gezinsvoogd moet aantonen dat de gronden van de maatregel nog steeds aanwezig zijn. Als de situatie zeer acuut is en de normale procedures niet kunnen worden afgewacht, kan een OTS voorlopig worden uitgesproken. Dit heet een VOTS en deze kan maximaal drie maanden duren. Daarna wordt de VOTS beëindigd of omgezet in een OTS.
Een advocaat is in deze procedures niet verplicht, maar het kan onder omstandigheden zeker van belang zijn om deskundig advies in te winnen en wel gebruik te maken van een advocaat.
Deel deze pagina: Terug naar Personen- en Familierecht